Alfons De Wispelaere en het productieproces haarsnijderij

Alfons De Wispelaere en het productieproces haarsnijderij

SPM_012

Foto van Alfons De Wispelaere, meestergast van de snij-afdeling in de haarsnijderijfabriek in Eeklo, kort na WOII.

Het productieproces:

De basisgrondstof voor de productie van vilt was dierlijk haar afkomstig van tamme konijnen, wilde konijnen en hazen. Slechts een klein deel van de vellen kwam uit eigen land. Het overgrote deel, ongeveer 95%, werd ingevoerd, vooral uit Frankrijk, Engeland, de VS en Australië. De viltfabricage vereiste heel wat vakmanschap en was bijzonder arbeidsintensief.

De vellen dienden een hele reeks bewerkingen te ondergaan vooraleer het eindproduct naar de hoedenmakerijen verstuurd kon worden:

1) Sorteren: sorteren van de ruwe vellen naar soort, herkomst en kwaliteit - 2) Kaarden: het verwijderen van het vuil en de onzuiverheden en het los borstelen van de haren. Met een kaarder, een houten plankje met daarop metalen pinnen, borstelde men de vellen. Om te zien of er nog haren aan elkaar kleefden en of ze voldoende zuiver waren, blies men regelmatig. Daarna sloeg de arbeider met een stok op het vel om alle stof te verwijderen. - 3) Nat maken: Na het kaarden werden de vellen besprenkeld met water, op elkaar gestapeld en gedurende 1 à 2 dagen tussen een pers geplaatst. Het fermentatieproces dat tijdens deze bewerking op gang kwam, maakte de huiden soepel en buigzaam, maar veroorzaakte ook een ongelofelijke stank. - 4) Overhalen (étendage): De vellen werden met de huidkant over een stomp mes gehaald dat met de snede naar boven op een houten voetstuk was vastgemaakt. Op die manier werd het vel uitgerekt, werden de plooien en rimpels opengetrokken en kon men de laatste restjes vet verwijderen. - 5) Trekken of zuiveren (éjarrage): het uittrekken van de lange, grove windharen die onbruikbaar waren voor de viltproductie (enkel het donshaar is bruikbaar). Dit gebeurde met de hand met behulp van een speciaal mes. Het windhaar werd tussen de duim en het mes geklemd en vervolgens uitgetrokken. De arbeiders droegen daarbij een lederen of rubberen duimbeschermer. - 6) Strijken (secrétage): Het zogenaamde strijken (behandeling met kwik) gebeurde met de hand. Het vel werd uitgespreid op een leien plaat en vastgehouden met een korte houten stok. Met een borstel wreef men het kwik-nitraat in de haren, die openbarstten en in elkaar haakten.

7) Drogen en borstelen: Vervolgens liet men de vellen enkele uren drogen in een droogoven, werden ze opnieuw besprenkeld met water en een viertal weken in het magazijn opgestapeld. Tijdens deze vier weken voltrok het viltproces zich. Daarna werden de vellen nogmaals geborsteld. - 8) Snijden (coupage): Pas nu werd het donshaar van de huid afgesneden. Bij dit delicate werk, dat lange tijd met behulp van een schaar gebeurde, was veel zorg en aandacht vereist om zo weinig mogelijk verlies te hebben. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw gebeurde deze bewerking machinaal. - 9) Stukkenuittrekster: De stukkenuittrekster verwijderde de overgebleven stukjes vel en sorteerde het donshaar volgens kwaliteit en kleur. - 10) Blazen: In de blaasmachine werden de haren met elkaar vermengd en de laatste onzuiverheden (stof, stukjes huid, ed.) verwijderd. - 11) Verpakken: Het vilthaar werd in een bol gedraaid en verpakt in papieren zakken.
foto
Eeklo > Eeklo > Zuidmoerstraat
1944-1949
Familie Bowles-Armstrong, bruikleen
Stadsarchief Eeklo, bruikleen